Kinderoefentherapie
Bewegen is essentieel voor de ontwikkeling van een kind. Spelenderwijs ontplooien kinderen hun zintuigen en motoriek. Meestal gaat dat vanzelf en goed, maar bij sommigen duurt het langer of gaat het anders dan gebruikelijk. Dan is springen, klimmen en spelenderwijs leren niet zo vanzelfsprekend.
Het ene kind is motorisch handiger dan het andere kind. Sommige kinderen zijn angstig of gespannen tijdens het bewegen. Zij hebben meer oefening nodig om vaardigheden onder de knie te krijgen. Of ze moeten leren met beperkte mogelijkheden toch zo optimaal mogelijk te functioneren. Kinderoefentherapie helpt kinderen met motorische problemen, waardoor bewegen makkelijker en plezieriger wordt.
De kinderoefentherapeut onderzoekt, observeert en behandelt, en geeft daarnaast ook voorlichting en advies aan de ouders of verzorgers. Mocht het nodig zijn, dan is er overleg met andere betrokkenen zoals arts, leerkracht of logopedist.
Maartje Michielse en Monique Benschop zijn geregistreerde Kinderoefentherapeuten.
Baby's (0-2)
- Achterblijven in motorische ontwikkeling
- Asymmetrische houding of bewegingen
- Hoge spierspanning
- Lage spierspanning en/of spierzwakte
- Niet soepel bewegen
- Weinig initiatief of weinig onderzoekend zijn
- Angst en onrust
Jonge kinderen (2-6)
- Vaak vallen of ergens tegenaan botsen
- Niet goed kunnen rennen, springen, klimmen
- Problemen met leren fietsen en zwemmen
- Moeite met het vasthouden van knutsel-, tekenspullen zoals schaar en pen
- Houterig bewegen
- Onhandigheid
- Weinig initiatief nemen, weinig onderzoekend zijn
- Onzeker, angstig bij bewegen
- Niet meekomen in het spelen met leeftijdsgenoten
- Opvallend looppatroon (voeten, knieën en/of heupen)
- Rug,-nek,- knie of voetklachten
Oudere kinderen (vanaf 6)
- Een trage of afwijkende ontwikkeling van het evenwicht, grove motorische vaardigheid, balvaardigheid, fijne motorische vaardigheid, oog/handcoördinatie, lichaamsschema, ruimtelijke oriëntatie
- Bewegingsproblemen die samengaan met cognitieve en/of gedragsmatige problemen, zoals ADHD, ADD, ASS, dyslexie, dyscalculie, meerof juist minder begaafd
- Schrijfproblemen
- Moeite met handhaven van de zit en werkhouding: hangen of onrustig bewegen
- Angst, frustratie en demotivatie bij het bewegen
- Niet mee kunnen komen in spel en/of sport
- Gespannen bewegen
- Opvallend onhandig
- Te kleine of juist te grote gewrichtsmobiliteit
- Opvallend looppatroon, stand voeten, knieën en/of heupen
- Houdingsproblemen: verkrommingen aan de wervelkolom zoals scoliose
- Pijnklachten aan spieren en gewrichten